Elk jaar onderhoudt Rijkswaterstaat de kust met gemiddeld 12 miljoen m3 zand. Deze kustsuppleties zorgen voor veel CO2-uitstoot, weet projectleider Waldo Broeksma van Rijkswaterstaat. “Als Rijkswaterstaat willen we in 2030 klimaatneutraal zijn. Daarom zijn we ook bij de kustsuppleties samen met de markt op zoek naar fundamentele innovaties, naar een systeemsprong.”
“Met een innovatiepartnerschap onderzoeken we samen met een select aantal bedrijven innovatieve ideeën die de milieubelasting daadwerkelijk omlaag kunnen brengen. Dat doen we stap voor stap en in fases, omdat je bij innoveren van tevoren vaak niet weet hoeveel energie het uitwerken van een idee gaat kosten en of het succesvol zal zijn.”
Innovatiepartnerschap kustlijnzorg
De eerste aanbesteding in het kader van het innovatiepartnerschap kustlijnzorg vond plaats in 2019. Dat leverde zeven innovatiepartnerschappen op. Onder andere ingenieursadviesbureau Sweco en adviesbureau Bureau Waardenburg zijn sindsdien innovatiepartners van Rijkswaterstaat.
Alex Hekman van Sweco is projectmanager voor de Zandwindmolen. Het idee is eenvoudig: op de zandwinlocatie wint een elektrisch aangedreven winningswerktuig het zand in een straal van ongeveer 900 m. Het werktuig is met een flexibele transportleiding verbonden aan de eerste baggerpomp. Vanaf de winlocatie transporteren deze pompen het zand-water mengsel via een vaste zinkerleiding naar de kust. De energie voor deze pompen komt van windmolens op zee. Hekman: “Zandwindmolens kunnen zorgen voor een continu, geleidelijk win- en suppletieproces. Het effect: veel minder uitstoot en minder impact op de biodiversiteit.”
Volgende stap zetten
“Dankzij het innovatiepartnerschap met Rijkswaterstaat kunnen we de volgende stap zetten en onderzoeken of en hoe we de Zandwindmolen kunnen inzetten”, vertelt Hekman. “Mede met behulp van informatie van Rijkswaterstaat kunnen we bijvoorbeeld berekenen hoeveel molens er nodig zijn, waar deze idealiter geplaatst zouden moeten worden en op hoeveel afstand van de kust.”
De Zandwindmolen gaat op dit moment van eerste ontwerp naar voorontwerp. De komende zes tot negen maanden wordt onder andere onderzocht hoe het buisleidingstransport verloopt als het niet wordt aangedreven door een motor, maar door wind die soms stilvalt.
Natuurlijke stroming gebruiken met Zandvleugel
Tijdens haar afstudeerscriptie dacht Malenthe Teunis, marien ecoloog bij Bureau Waardenburg, al na over de rol van getijstroming bij het transporteren van zand. Het was de opmaat naar de Zandvleugel. “We gebruiken natuurlijke stroming om sedimentatie van zand te sturen”, legt Teunis uit. “De basisgedachte is dat als je een vleugel maakt in een geul op de zeebodem voor de kust daar een vortex zal ontstaan, een wervel. Deze wervel verandert de stroming en zorgt voor een hogere stroomsnelheid dan de getijstroming. De vleugel wervelt zand op en verplaatst het tot vlak voor de kust.”
Het innovatiepartnerschap kwam als geroepen. “Rijkswaterstaat denkt met ons mee hoe we kunnen berekenen wat onze innovatie oplevert. Ook hebben we via Rijkswaterstaat toegang gekregen tot kennispartners. Boskalis kijkt bijvoorbeeld mee naar de stevigheid van de constructies en TNO ondersteunt ons met de levenscyclusanalyse.”
Interactief proces
Bij innovatiepartnerschap zijn de fasen ingekaderd en is er duidelijkheid over de vergoeding voor de inspanningen. Toch is er meer nodig om succesvol te innoveren. “Met goede afspraken alleen ben je er niet”, stelt Broeksma. “Het is een interactief proces: je doet het samen. Dat vergt echt iets extra’s van alle partijen.”
Voor Hekman zijn openheid en vertrouwen sleutelwoorden. “Bij innovatie kun je niet alles in regels vastleggen, niet alles juridisch dichttimmeren. Met het innovatiepartnerschap rekt Rijkswaterstaat de bestaande kaders op, dat geeft meer lucht en meer mogelijkheden.”