Gevraagd naar het vertrouwen in waterbeheerders in het algemeen geeft het publiek Rijkswaterstaat een 7.8 en de waterschappen een 7.6. Deze cijfers worden vooral bepaald door het vertrouwen dat burgers hebben beschermd te worden tegen hoogwater en overstromingen. Het grote vertrouwen in waterbeheerders is goed nieuws. Echter, het onderzoek laat ook zien dat het afgenomen vertrouwen in overheidsinstellingen en gezagsdragers in het algemeen ook negatieve effecten heeft voor vertrouwen in waterbeheerders.
Kijkend naar de andere kerntaken van waterbeheerders, zoals omgaan met verdroging, oppervlaktewaterkwaliteit en natuurbeheer zien we dat deze minder vertrouwen krijgen (gemiddeld 7.4 voor Rijkswaterstaat en 7.3 voor waterschappen). Dit laat zien dat vooral het specifieke vertrouwen in deze taken aandacht verdient. Met name is dit nodig omdat de meningen over deze vraagstukken sterk uiteenlopen en samenhangen met politieke voorkeuren van mensen. In mindere mate spelen deze factoren mee rond vraagstukken die met hoogwaterbescherming te maken hebben.
Kennis is nog geen vertrouwen in waterbeheerders
Daarnaast laat het onderzoek zien dat meer kennis van waterbeheer niet vanzelfsprekend tot meer vertrouwen leidt, terwijl dit wel werd verwacht. Dit kan worden verklaard doordat meer inzicht in beheer samengaat met meer kijk op risico’s. Dit maakt burgers kritischer, waardoor zij geneigd zijn de lat voor het waterbeheer hoger te leggen.
Hieraan gerelateerd geeft het onderzoek ook de indicatie dat directe interactie en participatie met betrokkenen niet automatisch leidt tot meer vertrouwen. Het beter informeren van burgers over het waterbeheer kan vooral helpen om het vertrouwen van mensen die zich nu middelmatig geïnformeerd voelen te versterken. Met name door ervoor te zorgen dat deze groep echt goed op de hoogte raakt van het waterbeheer.
Lees het volledige onderzoek hier.