Ten opzichte van de vorige versie uit 2011 is een verbetering in monsterkwaliteit doorgevoerd, doordat de kracht waarmee het grondwater naar het filter toe beweegt is afgenomen (lage troebelheidsbemonstering). Hierdoor is het grondwatermonster bij bemonstering minder troebel. Uit de praktijk blijkt dat de natuurlijke troebelheid ook afhankelijk is van de bodemopbouw. De beoordeling van de troebelheid van het grondwater bij monsterneming is daarom aangepast en verduidelijkt.
Daarnaast zijn definities, eisen en teksten verduidelijkt en logischer in het proces geplaatst. Voorbeelden daarvan zijn het onderscheid tussen schoonpompen en voorpompen van peilbuizen en het onderscheid tussen beluchte filters en beluchte watermonsters.
Om tot eenduidige registratie en uitwisseling van gegevens te komen, zijn de soort parameters, eenheden en aantal decimalen achter de komma vastgelegd in hoofdstuk 7 (registratie) en in de informatieve bijlage D (uitwisseling van gegevens). De norm is herzien binnen de normsubcommissie ‘Onderzoeksstrategie en veldwerk’. In deze commissie zijn onder andere adviesbureaus, onderzoeks- en onderwijsinstellingen, overheid, waterschappen en certificatiebeheer vertegenwoordigd.