Wat is er veranderd ten opzichte van het voorkeursalternatief? Rob Korfage, omgevingsmanager vanuit de aannemer: “Op particulier eigendom verlagen we alleen nog het kribdeel dat in het water ligt. Op deze manier voorkomen we dat er werkzaamheden op de weilanden moeten plaatsvinden. Ook het totale oppervlak van de te verlagen oevers is kleiner dan in het voorkeursalternatief is aangegeven. Zo beperken we de gevolgen voor gronden van particulieren. Op die manier staat een kleiner deel van deze oevers onder water bij hogere waterstanden.”
Maatwerk voor los-locatie
Ook voor de bedrijven en scheepvaart is een aanpassing doorgevoerd. Korfage: “Voor los-locatie van de steenfabriek, waar binnenschepen regelmatig grondstoffen aanvoeren, is een maatwerkoplossing bedacht. Door de oever anders vorm te geven en het ponton iets te verplaatsen, kan de los-locatie ook in de toekomst veilig blijven functioneren.”
Verbeterde hoogwaterveiligheid
De aanpassingen passen binnen de doelstelling van het project om bij zeer hoogwater in de Boven-Rijn een waterstandsdaling van 5 cm te bereiken. De verbeterde hoogwaterveiligheid blijft gewaarborgd, vertelt Korfage. “Belangrijk voordeel is vooral dat het aangepaste ontwerp minder impact heeft op de omgeving.”
Effecten in kaart gebracht
In de afgelopen maanden zijn ook de effecten van het ontwerp voor de krib- en oeververlaging in kaart gebracht. Dit is onder meer nodig om de benodigde vergunningen voor de werkzaamheden te kunnen aanvragen. “Het gaat dan bijvoorbeeld om effecten op natuur, erosie, zandafzetting en rivierkundige effecten”, zegt Korfage. Om eventuele ongewenste effecten, zoals dwarsstroming, te verminderen of te voorkomen is het ontwerp op bepaalde onderdelen nog ‘bijgeschaafd’.
Voorbereiding besluitvorming
Hoe gaat het nu verder? Korfage: “De volgende stap is het opstellen van het Projectplan Waterwet en het aanvragen van de vergunningen. Voordat we de kribben en oevers langs het Pannerdensch Kanaal daadwerkelijk gaan verlagen, zorgen we er natuurlijk voor dat alle officiële en wettelijke besluiten en vergunningen op orde zijn.”
De besluiten die nodig zijn, vallen uiteen in de onderstaande categorieën.
1. Projectplan Waterwet: dit is het centrale besluit waarin Rijkswaterstaat beschrijft wat het werk (in dit geval de krib- en oeververlaging) inhoudt en hoe we dat werk uitvoeren. Het projectplan verantwoordt ook hoe we het doel – verlaging van de waterstand bij hoogwater met 5 cm – gaan halen en hoe we aan de andere eisen van de Waterwet voldoen.
2. Natuurvergunningen: deze vergunningen zien erop toe dat Rijkswaterstaat op een goede manier omgaat met natuur en milieu.
3. Omgevingsvergunningen: dit zijn vergunningen die de gemeente verleent. Deze zijn nodig om de werkzaamheden aan de kribben en oevers te kunnen uitvoeren. Ook zien deze vergunningen toe op de kap van bomen.
4. Ontgrondingsvergunning: de provincie verleent deze vergunning die te maken heeft met het graafwerk in de oevers.
Zienswijzen en definitieve besluiten
Het ontwerpprojectplan Waterwet en de ontwerpvergunningen worden naar verwachting in het najaar van 2020 tegelijkertijd ter inzage gelegd. Korfage: “Zo kan iedereen in een keer op alle besluiten een zienswijze indienen. De zienswijzen kunnen aanleiding zijn om de ontwerpbesluiten aan te passen.”
Rijkswaterstaat verwacht de definitieve besluitvorming in de loop van 2021.